In de laatste 24 uur van zijn leven heeft mijn vader zich niet meer verroerd. Alleen aan zijn oppervlakkige ademhaling en aan zijn bonzende hartslag kon je merken, dat hij nog leefde. We hebben elkaar steeds afgewisseld en ervoor gezorgd dat er continu iemand bij hem was. We konden niets meer doen, dan af en toe zijn lippen nat maken en hem strelen.
Ik week bijna niet meer van zijn bed. Zat er donderdagochtend, donderdagmiddag en donderdagavond/nacht. Om 3.00 uur ging ik, samen met Willem, naar huis en vrijdagmorgen om half 9 was ik er samen met m´n schoonzus, die ik had opgehaald, opnieuw. We zaten met een heel groepje rondom zijn bed, toen om half 10, zomaar ´uit het niets´, maar op Gods tijd, het einde van mijn vaders aardse leven dáár was.
Groot is het verdriet. De klap is dubbel. We hadden nog helemaal geen tijd gehad, om over mijn moeder te rouwen. Hadden meteeen de zorgtaak voor mijn vader op ons genomen. En nu, in 11 dagen tijd, zijn we als in één klap moeder én vader kwijt!
Het was erg onwerkelijk om alles voor de tweede keer te doen: de begrafenisondernemer bellen, de bellijsten pakken en de familie en vrienden op de hoogte brengen, vader afleggen, op dezelfde plaats als waar mijn moeder stond (thuis) opbaren, kaart opstellen, dezelfde mensen in dezelfde samenstellingen in besloten condoléances ontmoeten. En ja, die mensen zeggen dan ook nog eens allemaal hetzelfde:
- het is niet te bevatten
- het is ongelofelijk
- nou, daar zijn we weer
enzovoorts
Het was of het allemaal in een roes aan ons voorbij ging. Of het over iemand anders ging.
Dinsdagavond was de grote condoléance. En omdat pa een grote plaats innam in het kerkelijk, burgerlijk, zakelijk en familie-leven, was de toeloop enorm. Twee uur lang drukten mensen ons in één lange stroom de hand.
We sloten, als kinderen, net als bij ma, de kist en huilden. Omdat we ons lieve vadertje hier nooit meer zouden zien. Omdat we nu geen vader én geen moeder meer hebben. Omdat we zoveel van ze hielden. Omdat het allemaal de rauwe, onwerkelijke, werkelijkheid was.
Woensdag was de begrafenis. Wat zag ik er verschrikkelijk tegenop!
Daar zaten we weer. Vooraan in de kerk. Onze kinderen en kleinkinderen in de banken achter ons. Daarachter broer, zussen, zwagers en schoonzussen van mijn vader. In het vak opzij neven, nichten, vrienden. In stilte vulde zich de kerk.
De overdenking was uit de tekst, die op de rouwbrief stond:
Lukas 1 : 77, 78
door de innerlijke bewegingen der barmhartigheid onzes Gods,
met welke ons bezocht heeft de Opgang uit de hoogte;
Om te verschijnen dengenen, die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods;
om onze voeten te richten op den weg des vredes.
Dit is een gedeelte uit de lofzang van Zacharias en was door mijn vader zelf uitgezocht om boven de kaart te zetten. Ouderling van Maren heeft tijdens mijn vaders leven uit zijn eigen mond gehoord, wat deze tekst voor hem betekend heeft. Dat maakte, dat van Maren niet alleen de tekst verklaarde, maar ook kon vertellen uit het zieleleven van mijn vader. Het was fijn om alle bekende klanken zo troostend en waarschuwend en aanmoedigend over ons uitgestort te krijgen.
De rouwdienst werd besloten. Het gezang steeg ingetogen uit de volle kerk op:
Voor elk, die in het duister dwaalt,
Verstrekt deez' zon een helder licht.
Dat hem in schâuw des doods bestraalt,
Op 't vredepad zijn voeten richt.
Verstrekt deez' zon een helder licht.
Dat hem in schâuw des doods bestraalt,
Op 't vredepad zijn voeten richt.
We liepen weer in een lange, lange stoet naar de begraafplaats. Acht kleinzonen namen de kist op hun schouder en droegen hun opa naar zijn laatste rustplaats.
Op het graf was nog een korte overdenking over:
Want de bezoldiging der zonde is de dood, maar de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onzen Heere. (Romeinen 6 : 23)
Ouderling Penning sprak alle aanwezigen en met name ook de kinderen ernstig en tegelijk liefdevol toe. En daarna was daar broer Jan weer voor het dankwoord. De begrafenis van mijn vader is net als die van mijn moeder een gebeurtenis waar we, hoe raar dat ook klinkt, toch met blijde gevoelens op terugkijken. We mogen toch geloven dat onze ouders de eeuwige rust zijn ingegaan. Dat is een grote troost.
Nadat de plechtigheid in de kerk was afgesloten en we met de genodigden een broodje hadden gegeten, was het tijd om naar huis te gaan. We kregen nog heel wat warme handdrukken, bemoedigende woorden, liefdevolle kussen. Toen de laatste gast was vertrokken, stonden we daar met z´n achten ietwat verloren in de kerk. We moeten verder. Ik zal de laatste zijn om te zeggen: we moeten ´gewoon´ verder. Want nee, ´gewoon´ is het niet meer. Alles is ineens zo anders geworden. Er ligt zoveel verdriet en gemis op de bodem van mijn hart. Mijn geest is zo vol van alle herinneringen die maar over elkaar heen blijven buitelen. Het voelde zo apart om nu uit elkaar te gaan, zonder afspraken over wie er wanneer naar pa of ma zou gaan. Over wie er wat op zich zou nemen.
Er ligt nog een hele weg van rouw voor ons. Van het inleven van het gemis. Van het moeten leeghalen van ons ouderlijk huis. Van zakelijke beslissingen die ongetwijfeld genomen moeten worden. We gaan het zien.
Voor nu is het genoeg om mijn taak in het gezin weer voor 100% op me te nemen. De kinderen zijn de afgelopen maanden noodgedwongen echt aan me tekort gekomen. Er zijn dingen blijven liggen die nodig opgepakt moeten worden. Dat varieert van fakturen die snel betaald moeten worden, omdat er al aanmaningen liggen tot afspraken maken met artsen en -peuten omdat die uitgesteld zijn. Van het verzorgen van de bijen tot het in orde brengen van de diverse zomergarderobes. Van het verwijderen van uitgebloeide tulpen tot het opruimen van opgespaarde zooi in huis. Van het oppakken van de blogdraad tot het vullen van de webshop. Werk genoeg. En dat is ook wel goed. Mijn manier om verdriet een plaatsje te geven is door alles letterlijk te verWERKEN. Aan de slag dus maar.